Een casus
Een gezin met vier kinderen wil in de herfstvakantie graag naar Disney Land. Op Marktplaats zien zij kaarten staan voor een gereduceerd tarief. De marktplaatsverkoper heeft al 11 jaar een account en een goed verhaal over waarom de kaarten beschikbaar zijn gekomen. Na enig contact en onderhandeling zijn ze tot een akkoord gekomen. De verkoper geeft aan dat hij de kaarten zal opsturen op het moment dat hij de betaling heeft ontvangen, en geeft daarbij ook aan geen goede ervaringen te hebben met de betaalmogelijkheid via Marktplaats. Het gezin maakt het geld over maar ontvangt de toegangsbewijzen niet. Vanaf het moment van betalen is de verkopende partij niet meer te bereiken. Via een vriendin proberen ze uit of de verkopende partij wel opneemt als er een nieuwe klant komt. Dat blijkt het geval. Nu zijn ze er zeker van: ze zijn opgelicht. Een gevoel van boosheid overheerst, maar er is ook veel schaamte. Dit hadden ze wellicht kunnen zien aankomen…
Wie pakt het op?
De melding van dit gezin zou bij de politie niet de prioriteit krijgen. De melding behelst een schadebedrag van ‘slechts’ 150 euro, wat voorkomen had kunnen worden door gebruik te maken van de betalingsregeling. De enige opsporingsindicatie is het rekeningnummer waarvoor de politie een vordering zou moeten doen bij de bank. Maar welke bewijslast van oplichting is er eigenlijk? Deze ene melding in deze eenheid maakt nog niet dat de verkopende partij willens en wetens mensen oplicht. Terwijl hij mogelijk wel door het hele land slachtoffers maakt.
Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO)
Een belangrijk instrument in de aanpak van veel voorkomende cybercriminaliteit is het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO). In 2010 hebben de politie, het OM en Marktplaats het LMIO opgericht. Later sloten bij de samenwerking ook de banken, Betaalvereniging en de Autoriteit Consument en Markt aan. Dit publiek-privaat samenwerkingsverband (PPS) heeft als doel om de bestrijding en aanpak van online handelsfraude2 te coördineren en daarmee efficiënt en effectief te maken. Het LMIO is begonnen als proeftuin waarin werd geëxperimenteerd met een meldpunt voor slachtoffers van aan- en verkoopfraude. In het PPS zijn afspraken gemaakt over te treffen repressieve en preventieve maatregelen, adequate voorlichting en snelle gegevensuitwisseling in gevallen van fraude.
Bij het LMIO worden landelijk bij benadering 160 meldingen per dag gedaan van internetoplichting, bijna allemaal (92%) via de website van de politie. De meldingen komen vervolgens terecht bij de landelijke eenheid van de politie en bij het LMIO voor de intake, analyse en veredeling van informatie. Een deel van de informatie uit die meldingen wordt direct doorgezet naar de partners, zodat zij direct benodigde acties tegen de rekeninghouder en/of accounthouder kunnen opstarten, zoals het blokkeren van de rekening of het loskoppelen van frauduleuze webwinkels. Belangrijk aspect van gegevensdeling is het voorkomen van fraude door te frustreren, blokkeren en barrières op te werpen. Onderdeel hiervan is ook de creatie van de checkfunctie op politie.nl waarbij de consument de mogelijkheid heeft om, voor dat hij tot een aankoop overgaat, te controleren of er al eerder meldingen zijn gedaan tegen een ‘wederpartij’. Deze controle blijkt zeer succesvol te zijn gezien het feit dat er circa 160.000 views per maand zijn.
Door het centraliseren van intake, analyse en veredeling bij het LMIO, wordt informatie bij elkaar gebracht en voorkomen dat taken dubbel of ongestructureerd worden uitgevoerd. Hierdoor wordt capaciteit in de regionale eenheden bespaard. De activiteiten binnen het LMIO resulteren bijvoorbeeld in een lijst van rekeninghouders waar minimaal drie meldingen over zijn binnengekomen: de oplichters/katvangerslijst. Deze lijst verspreiden zij weer over de regionale eenheden zodat ieder basisteam de betreffende rekeninghouder uit zijn wijk kan opsporen. Het is aan de regionale eenheden om de zaken op te pakken voor vervolging.
De uitdaging
De grote uitdaging ligt echter in het regionaal oppakken van de zaken voor vervolging. De opsporingscapaciteit en de strafrechtketen staan onder druk. Voor een capaciteit- en tijdrovend strafrechtelijk proces wordt in het stuur- en weegproces vaak prioriteit gegeven aan andere, grotere zaken: van de 33.000 meldingen die opgepakt zouden kunnen worden, worden er zo’n 5.000 daadwerkelijk opgepakt. De zaken van online handelsfraude zijn immers klein (het gemiddelde schadebedrag in 2019 was 250 euro) en het slachtofferschap is niet dringend (men is niet in onveilige situaties terecht gekomen). Omdat de zaken nu nog initieel bij het landelijk meldpunt terecht komen, en niet bij de regionale eenheden, worden regionale eenheden niet gestimuleerd om de zaken op te pakken. Zij voelen geen eigenaarschap over de meldingen. Zaken blijven hierdoor liggen en dit leidt onder andere tot onbegrip van burgers.
Hoe verder?
Het LMIO gaat op korte termijn vernieuwen en verbeteren via een combinatie van een lokale en landelijke aan-pak. In deze nieuwe vorm van het LMIO komen de meldingen van internetoplichting nog steeds binnen bij het landelijk meldpunt maar óók bij de regionale eenheden waar de verdachte woont. Dit bevordert de aanknopingspunten voor de opvolging omdat verdachten in het hele land (en daarbuiten) slachtoffers kunnen maken. De voordelen van deze aanpak zijn tweevoudig: De eenheden worden gestimuleerd de meldingen op te pakken en het LMIO krijgt door het wegvallen van de coördinatie van meldingen meer tijd en capaciteit voor de analyse van de grotere netwerken, projectvoorbereiding en de vernieuwing van het huidige samenwerkingsverband.
In de tussentijd
Om de regionale eenheden te ondersteunen bij een efficiënte en effectieve opvolging van meldingen heeft het LMIO geëxperimenteerd met twee alternatieve afdoeningen: het stopgesprek en de buitengerechtelijke afdoening. Deze zijn ontstaan in basisteams die aan de slag zijn gegaan met de oplichterslijsten. Deze uitvoeringspraktijken geven handelingsperspectief aan enerzijds de wens om de vele meldingen die binnenkomen op te pakken, en anderzijds de schaarste in de capaciteit van de opsporing en vervolgingsketen maar waarbij tóch sprake is van een ‘betekenisvolle’ afhandeling.
Het stopgesprek is een alternatieve afdoening waarin een civielrechtelijke procedure wordt voorgesteld: verdachte betaalt de schade zelf terug aan zijn/haar slachtoffer(s). Wanneer de schade is terugbetaald, zullen de meldingen ingetrokken worden. Op deze manier wordt geen justitiële documentatie opgesteld. Bij de buitengerechtelijke afdoening wordt er wel justitiële documentatie opgemaakt. Er wordt een kort dossier opgesteld en na ondertekening van de verdachte zal het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) het schadebedrag bij de verdachte innen. Vervolgens draagt het CJIB zorg voor de terugbetaling aan slachtoffers. Beide alternatieve afdoeningen dragen, zonder dat het een grote belasting is voor de opsporing en vervolgingsketen, bij aan de primaire wens van slachtoffers: het schadeloosstellen. Vanuit het LMIO worden beiden uitvoeringspraktijken geëvalueerd (wat zijn succesfactoren), zodat ook hierop doorontwikkeld kan worden.
Conclusie
Het reeds behaalde succes van LMIO komt voor een groot deel door de publiek-private samenwerking. Daarnaast zijn ‘vernieuwen’ en ‘verbeteren’ onder meer door het uitvoeren van pilots en evaluaties de codewoorden van het LMIO. Op korte termijn wordt onder andere ingezet op het verbeteren van het LMIO via een combinatie van een lokale en landelijke aanpak. De veel voorkomende cybercriminaliteit zal blijven stijgen de komende jaren en het is een moeilijk grijpbaar fenomeen. Immers, de bedragen zijn klein en de oplichters verschuilen zich vaak achter een netwerk van katvangers. Echter, door vroegtijdig in te grijpen in de vorm van stopgesprekken, buitengerechtelijke afdoeningen of een andere toekomstige (nog te ontwikkelen) afdoening wordt de criminele carrière vaak gestopt. Het LMIO vormt daarbij een belangrijke ‘motor’ en aanjager voor de eenheden. Door deze centrale veredeling/analyse van de meldingen worden de eenheden op een efficiënte wijze gevoed met informatie om zaken op te pakken.