Hoe voorkomen we dat nepnieuws invloed heeft op onze veiligheid?
Door de circulatie van ‘nepnieuws’ staat de betrouwbaarheid van informatie meer dan ooit onder druk. De toenemende invloed van desinformatie kan ook directe, tastbare consequenties hebben in het veiligheidsdomein. Om de negatieve gevolgen van deze trend in te dammen, is het tijd om actie te ondernemen.
De betrouwbaarheid van informatie staat meer dan ooit onder druk door technologische ontwikkelingen.
Deze trend kan de aankomende jaren verstrekkende en directe consequenties hebben binnen het veiligheidsdomein.
Het bestrijden van dit probleem vereist een gezamenlijke aanpak van burgers, bedrijven en de overheid.
Uiterste voorzichtigheid is geboden met betrekking tot regulering.
Er moet sterk worden ingezet op technische maatregelen bij de veiligheidsdiensten.
De overheid moet de burger ondersteunen bij het ontwikkelen van bewustzijn omtrent dit thema.
De betrouwbaarheid van informatie staat meer dan ooit onder druk
“Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel”, zo luidt een oud gezegde. Dit gezegde stipt een onderwerp aan dat nu relevanter dan ooit is in het huidige informatietijdperk, namelijk de (on)betrouwbaarheid van informatie. Ook ‘fake news’ is een vorm van desinformatie: een onderwerp dat vandaag de dag volop aandacht geniet. Geen zichzelf respecterende nieuwszender kan nog zonder ‘fact checking’. Vooral in politieke campagnes is beïnvloeding door foutieve informatie een onderwerp dat veel in de belangstelling staat. Zowel nationaal als internationaal wordt veel gewaarschuwd voor de gevolgen en gevaren van gerichte nep-informatiecampagnes. Maar vergis je niet: beïnvloeding door middel van gerichte informatie is zo oud als politiek zelf. Propagandatechnieken om de tegenstander te verstoren en onrust te veroorzaken, worden al eeuwen geïncorporeerd in politieke campagnes. Het probleem in deze tijd is dat actoren dit dankzij huidige technologieën op een subtiele wijze en op grote schaal kunnen toepassen. Het is steeds moeilijker om met het blote oog de betrouwbaarheid van informatie te beoordelen. Zo zal het misschien niet lang meer duren voordat we alleen op technologie kunnen vertrouwen om een daadwerkelijk gefilmd videofragment te onderscheiden van een digitale simulatie. In een verbonden samenleving waar steeds meer informatievoorziening via digitale platforms plaatsvindt, is het bovendien gemakkelijker dan ooit om met een bericht een groot publiek te bereiken en een disruptief effect te veroorzaken. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat het steeds moelijker is om tijdig betrouwbare van onbetrouwbare informatie te onderscheiden. En dit raakt de gehele samenleving.
Desinformatie brengt directe gevaren met zich mee
Ook in het veiligheidsdomein is het gevaar van desinformatie een bijzonder relevant vraagstuk. Zeker als het gaat om crisisbeheersing en het bestrijden van veiligheidsincidenten, dan speelt tijdige en betrouwbare informatie een cruciale rol. De eerste nieuwsberichten omtrent een gebeurtenis zijn vaak afkomstig van social media, de traditionele media volgen. Dit is problematisch, omdat het (veel) tijd kost om de waarheid van een bericht te verifiëren. Dit is tijd die wij vandaag de dag niet willen missen: het moet allemaal ‘on demand’! De wens om informatie per direct ter beschikking te hebben, resulteert in een erosie van de validiteit en betrouwbaarheid van informatie. Fact checking komt vaak pas nadat informatie een bepaalde impact heeft gehad. Mocht het dus zo zijn dat de waarheid de leugen achterhaalt, dan is de vraag nu of dit niet al te laat is. Gerichte desinformatie kan hierdoor op een directe wijze impact hebben op onze veiligheid. We laten dit zien aan de hand van een fictief scenario:
Fictief scenario
Er vindt een explosie plaats op Utrecht Centraal. Zowel de oorzaak als het aantal slachtoffers is onbekend. Binnen enkele minuten is het incident een ‘trending topic’ op Twitter en gaat er ook op andere social media veel aandacht uit naar de gebeurtenis. Al snel gaan er berichten rond dat het een aanslag betreft. Op online platforms zijn er veel tegenstrijdige berichten te vinden, waarbij het slachtofferaantal varieert van een vijftigtal tot enkele honderden. Officiële berichtgeving laat nog op zich wachten. Even later wordt op een online platform de vermoedelijke dader geïdentificeerd, waarna er een publiekelijke klopjacht plaatsvindt op de persoon in kwestie. Op dat moment ontstaan geruchten op social media dat de terroristen hebben aangegeven dat er een nieuwe aanslag zal plaatsvinden op een NS-station. Nog geen uur na het incident slaat er massale paniek toe en geniet het incident nationale aandacht van de veiligheidsdiensten.
Na afloop blijkt dat er sprake was van een geraffineerde desinformatiecampagne door een terroristische groepering. Betaalde verspreiders van informatie (zogenaamde trolls) zijn ingezet om foutieve informatie te verspreiden over het aantal slachtoffers om zo chaos te creëren. De berichtgeving over de tweede aanslag is de wereld in geholpen en heeft een groot online publiek gekregen met behulp van de inzet van geautomatiseerde social media-accounts, ofwel ‘bots’. Het bericht over de vermoedelijke dader bleek achteraf foutief te zijn. Het was het onbedoelde gevolg van een ‘crowdsourced investigation’: een online speurtocht door digitale vrijwilligers op meerdere online platforms.
Dit scenario laat zien dat zowel onbedoelde als opzettelijke desinformatie grote veiligheidsrisico’s met zich kan meebrengen. Naast politieke beïnvloeding kan de invloed van ‘trolls’ en ‘bots’ ook op andere manieren worden ingezet door kwaadwillende partijen. Eerder werden er al bots in Zweden ingezet om met verzonnen verhalen maatschappelijke onrust te creëren, zoals een verhaal over moslims die een kerk zouden hebben vernietigd.1 Dichter bij huis werd bekend dat een ‘nep-nabestaande’ van de MH17 ramp, een 27-jarige man uit Nieuwegein, opzettelijk desinformatie verspreidde via social media om discussies over de crisis te ontregelen.2 Maar ook onbedoelde desinformatie kan verstrekkende gevolgen hebben. Het voorbeeld uit het bovenstaande scenario klinkt misschien vergezocht, maar tijdens de Boston Marathon bombing in 2013 werd op het social media platform Reddit daadwerkelijk onterecht een verdachte aangewezen als de mogelijke dader. Het ging om een vermiste jongen, die achteraf niets met het incident te maken bleek te hebben. Deze foutieve informatie werd door veel platforms, waaronder nieuwszenders, opgepikt, met een onterechte heksenjacht als resultaat. Dit had vervelende gevolgen. Zo werd de familie van het slachtoffer lastiggevallen met bedreigende telefoontjes, e-mails en facebookberichten over hun zogenaamd terroristische zoon. Ongeveer een week later is de vermiste jongen teruggevonden en toen bleek dat hij al voor het incident zelfmoord had gepleegd: het drama was compleet. Dit laat zien dat bedoelde, maar ook onbedoelde, desinformatie in het huidige technologische tijdperk verstrekkende gevolgen kan hebben.
Het is hoog tijd voor maatregelen
Mede door de toenemende rol van (digitale) social media platforms in informatievoorziening, verliezen burgers het vertrouwen in de juistheid van berichtgevingen. Ook dit jaar is het vertrouwen in de betrouwbaarheid van informatie bij vrijwel alle mediavormen meer af- dan toegenomen. Dit blijkt uit recent onderzoek dat GfK in opdracht van Capgemini heeft uitgevoerd. Alleen het journaal laat een (beperkte) toename in het vertrouwen zien. Het vertrouwen in de informatie op social media (Facebook, Twitter, blogs) is het afgelopen jaar duidelijk meer afgenomen dan het vertrouwen in de informatie van de traditionele media zoals het journaal of dagbladen. Over het algemeen is het vertrouwen bij laagopgeleide mensen en jongeren (18-29 jaar) duidelijk minder gedaald dan bij hoogopgeleide mensen en ouderen (50+ jaar).
Veel aandacht gaat op dit moment uit naar de invloed van de (on)betrouwbaarheid van informatie in de (internationale) politieke arena, maar er moet ook worden gekeken naar de mogelijke impact in het veiligheidsdomein. Als het gaat om veiligheidsincidenten kan desinformatie verstrekkende consequenties hebben. Om te voorkomen dat deze trend ingrijpende impact heeft op onze veiligheid, is het dan ook tijd om maatregelen te treffen. Zoals met alle dreigingen die we vandaag de dag het hoofd moeten bieden, is het hierbij cruciaal om met alle betrokken partijen stappen te zetten en dit probleem gezamenlijk aan te pakken. Het bestrijden van desinformatie is een gedeelde verantwoordelijkheid. Hierbij hebben de overheid, traditionele nieuwsorganisaties, technologische bedrijven en burgers allemaal een cruciale rol.
Dunne lijn tussen regulatie en censuur
Om het probleem van desinformatie onder controle te krijgen, zoeken meerdere regeringen de oplossing in regulering. Door middel van striktere regelgeving en het oprichten van waakhond-organisaties hopen zij desinformatie te kunnen bestrijden. In Indonesië bestaat bijvoorbeeld een agentschap om online nieuws te monitoren en ‘fake news’ te bestrijden. Dichter bij huis, in Duitsland bestaat sinds juni 2017 de wetgeving (de zogenaamde Netzwerkdurchzetsungsgesetz) waarmee digitale platforms met boetes tot 50 miljoen kunnen worden gedwongen om haat-zaaiende uitspraken en desinformatie binnen 24 uur van hun platforms te verwijderen. Deze wet heeft tot veel ophef geleid, omdat het lijkt te grenzen aan censuur. Het recentelijk opgerichte agentschap EU vs Desinfo, een vergelijkbare waakhond van de Europese Unie, kwam om diezelfde reden in kwaad daglicht te staan. Toen deze partij meerdere platforms op een ‘zwarte lijst’ had gezet en had gebrandmerkt als verspreider van desinformatie, kwam er felle kritiek vanuit Nederland. Vanuit uiteenlopende hoeken, zoals programma’s als Zondag met Lubach, de NRC, maar ook GeenStijl kwam er commentaar op de vermeende indamming van de vrijheid van meningsuiting. Dit laat zien dat het van groot belang is om uiterst bedachtzame en incrementele stappen te zetten als het gaat om reguleren.
Investeer in technologische capaciteiten
De overheid heeft een belangrijke rol in het valideren van informatie rondom veiligheidsincidenten. Om de betrouwbaarheid van online informatie te evalueren, is een investering nodig in technologische capaciteiten om online forensisch onderzoek te doen. Technologie stelt verschijnselen zoals ‘bots’ in staat om desinformatie te verspreiden, maar er zijn ook innovaties die juist detectie van foutieve informatie mogelijk maken. Er zijn al meerdere experimenten met digitale tools (zoals blockchain-experimenten) om nepnieuws te filteren en tegen te gaan. De nodige overheidsorganisaties moeten hier ook op inzetten. Toch zal het niet altijd lukken om tijdig feit van fictie te onderscheiden. Nadrukkelijke online aanwezigheid is dan ook vereist: zo is het mogelijk gevolgen van online verspreide informatie, die nog niet is gevalideerd, in te dammen. De Zweedse veiligheidsdiensten hebben dit bijvoorbeeld één van hun speerpunten gemaakt. Zij steken veel energie in het regelmatig informeren van burgers via onder andere Twitter. In plaats van het naar buiten brengen van feiten is het net zo belangrijk om statements te maken over informatie die (nog) niet betrouwbaar is.
Technische bedrijven en online platforms moeten verantwoordelijkheid nemen
Het is cruciaal om de platforms waarop informatie kan worden verspreid, te stimuleren om hierin verantwoordelijkheid te nemen. Zo is het voor de nieuwsindustrie meer dan ooit van belang om de journalistieke standaard hoog te houden. Ook de social media platforms die informatie verspreiden, kunnen zelf investeren in de technologische tools die nodig zijn om desinformatie te signaleren. Zo heeft Facebook onlangs al aangekondigd zelf ‘bots’ en Artificial Intelligence in te gaan zetten om ‘fake news’ te bestrijden. Er kan ook worden gekeken naar manieren om online informatie te ‘waarderen’ en te rangschikken. Wikipedia maakt al tijden gebruik van een systeem waarbij informatie door vrijwilligers wordt geverifieerd. Feitelijkheid van verhalen wordt onderzocht en artikelen kunnen een ‘tag’ krijgen waarin de accuraatheid wordt betwist.
Digitale geletterdheid
De burger zelf heeft natuurlijk ook een verantwoordelijkheid. In een zekere zin heeft elk individu door social media de mogelijkheid gekregen om journalistiek te bedrijven door zelf informatie te verzamelen en deze onder een groot publiek te verspreiden. Dit brengt een verantwoordelijkheid met zich mee, waarbij de oorsprong van informatie en de betrouwbaarheid van bronnen van iedereen aandacht moet krijgen. Algoritmes van social media platforms zorgen ervoor dat gebruikers voornamelijk informatie te zien krijgen die op hun interesses aansluit en zo in zogenaamde ‘filterbubbels’ of ‘echo chambers’ terecht komen. Juist daarom is het van belang dat burgers diverse bronnen van informatie volgen om te voorkomen dat we een eenzijdig beeld krijgen. Ook in de online wereld worden sensationele headlines gebruikt om gebruikers naar websites te lokken en dus moet de lezer sceptisch zijn ten opzichte van de bronnen van informatie. Dit vereist een zekere online volwassenheid, of digitale geletterdheid. De overheid heeft een rol om de burger te ondersteunen bij het ontwikkelen van het bewustzijn en gedrag dat nodig is om verantwoord om te gaan met informatie. Dit kan door middel van het initiëren en financieren van programma’s die een dergelijke online geletterdheid proberen te stimuleren. Educatieve instellingen hebben hier een sleutelpositie en zowel het jonge als het oude publiek moet aandacht genieten. In Engeland is bijvoorbeeld al een programma geïnitieerd in samenwerking tussen de National Security Council en de BBC om jonge kinderen te onderwijzen over dit thema.
Al is de leugen nog zo snel, achterhaalt de waarheid hem wel?
Om te voorkomen dat nepnieuws invloed heeft op onze veiligheid zijn verschillende partijen aan zet. Een nauwe samenwerking tussen overheid, technische bedrijven en burgers is essentieel om te werken naar betrouwbare berichtgeving. De overheid moet hierbij uiterst voorzichtig te werk gaan om het dilemma tussen reguleren en censureren het hoofd te bieden. Tevens dient zij te investeren in technologische capaciteit om detectie van foutieve informatie mogelijk te maken. Hierin bestaat een gedeelde verantwoordelijkheid met de technische bedrijven en online platforms. Het belangrijkste is de burger zelf. Foutieve informatie is nooit 100% te voorkomen; de online volwassenheid van de samenleving moet daarom flink worden vergroot.